Vandaag geef ik een les over delen, getiteld ‘De helft’. Daar heb ik een aantal voorwerpen voor meegenomen, zoals een appel en een stuk chocola. Eerst laat ik een plaatje van een taart zien en zeg dat ik deze eerlijk wil delen met Joya. Daar heb ik een goede oplossing voor: een klein stukje voor Joya en de rest voor mijzelf.
Met een tevreden blik vraag ik of dit eerlijk is. In koor roepen de kinderen ‘Neeeeeee, niet eerlijk gedeeld!’ Verbaasd haak ik in op hun reactie: ‘Maar hoezo dan? Delen? Hoe doe je dat dan?’ Ik laat een cirkel zien en vraag hoe ik deze kan ‘delen’. Snel krijg ik het antwoord van Melle: ‘Je moet hem door midden snijden. Dan krijgt ieder de helft. Dat is eerlijk.’
Ik trek een streep over een cirkel en laat het zien aan de klas. ‘Is dit wat Melle bedoelt?,’ vraag ik aan Floor. Zij grijpt dit moment aan om te melden dat zij een tweeling is. Dit vind ik grappig, aan de ene kant omdat het niks met mijn vraag te maken heeft, aan de andere kant omdat ik hier al iets mee wilde doen. Ik vraag kort of ze een broertje of zusje heeft en beloof haar dat we hier op terugkomen.
Dan laat ik de appel zien en vraag hoe we deze eerlijk kunnen delen. Na wat aanwijzingen uit de groep, snij ik hem door midden. Ik zeg dat we nu twee helften hebben en laat een plaatje van het woord ‘helft’ zien. We delen een reep chocola (helft voor mij, helft voor juf Doris) en een trosje druiven (druifje voor mij, druifje voor de klas).
Dan stel ik voor om een tweeling te delen. Dat vindt iedereen toch wel gek. ‘Een tweeling is eigenlijk één,’ zegt Floor. Toch ontdekken we al snel dat we die wel kunnen delen in twee mensen. ‘En hoe zit dat met de groep?’ vraag ik. Joris merkt heel pienter op, dat we de kring door midden kunnen doen. Layla zegt dat het ook op een andere manier kan, namelijk door te tellen, net als bij de druiven.
Dan loopt de les een beetje ‘vast’. Ik vindt het lastig om mijn lesvoorbereiding zo uit te voeren als ik vooraf zo glorieus had bedacht. Direct merk ik dat de aandacht van de klas verslapt. Ik besluit daarom maar te stoppen. Doris neemt na afloop weer de tijd om feedback te geven. Naast een hoop positieve opmerkingen, geeft zij nog als tip om er volgende keer een verwerkingsopdracht aan te verbinden. Bijvoorbeeld iets met flessen water. ‘En je had iets kunnen doen met de vakjes op de chocolade.’ Ai, gemiste kans. Maar toch, een goed begin. En dat is ten slotte het halve werk.