Het goede voorbeeld

Het servies schittert in het schijnsel van de tafelkaarsen. De gastvrouw heeft ons een verrukkelijk ovengerecht voorgeschoteld en de Chianti en andere alcoholische versnaperingen vloeien rijkelijk. Het is zo’n avond dat je denkt “doe mij inderdaad maar een lekker wijntje.” En nou ja, vooruit, nog ééntje. En: ”Ja, hoor, schenk maar bij”. En oké: “Nog één om het af te leren”. En: “O jeetje wat is het gezellig en ik hou zo van jullie, mijn lieve vrienden.” We nemen afscheid alsof we elkaar nooit meer zullen zien (“Het was zo geschnellig….”) en ik waggel met een gelukzalig gevoel naar huis.

De volgende ochtend word ik wakker van geklop op de deur. Of nee, geklop in mijn hoofd. Nu weet ik het weer, daarom probeer ik doorgaans niet te veel te drinken. Maar het was gezellig en zie daar: vandaag is het zaterdag. Een welverdiende rustdag, na een week werken, stage lopen, studeren en verantwoordelijk zijn. Ik sleep mezelf naar de supermarkt en koop een vitaminebom in de vorm van wat fruit. Als ik opeens achter mij een zangerig stemmetje hoor.

Ik heb nog niet gedoucht. Vroeger zou ik nooit zo op pad zijn gegaan, maar ik kom zelden bekenden tegen in de Grote Stad, dus ik vind dat ik er niet altijd tiptop uit hoef te zien. Maar nu staat Govert voor me, een lief jongetje uit mijn stageklas met stekelig, peperkleurig haar, die altijd heel enthousiast is om mij te zien. Ook nu. Het kleine mannetje begint een zeer schattig, maar ook enorm langdradig verhaal over zijn aankomende voetbalwedstrijd. Telkens wanneer hij een hoge toon raakt (kinderen hebben hoge stemmetjes) lijkt het of een ijsspies zich in mijn schedel boort.

Als een boer met kiespijn luister ik naar zijn verhaal, terwijl ik naarstig naar een uitvlucht zoek. Fruit kan ik ook op de markt halen, niet? Ik bedenk me dat mijn leerlingen niet altijd veel om mijn outfit en voorkomen zullen geven (Govert komt zelf graag in supermanpak naar school). Als, ja hoor, de ouders ook een praatje komen maken.

Ze informeren naar mijn ervaringen op de stageschool en gaan dan in op de vorderingen van hun kind. Terwijl ik een poging doe om de dansende alcoholmoleculen die een afterparty in mijn geheugen geven, tot stilstand te brengen, murmel ik wat zalvende woorden en benadruk dat ik “ook maar de stagiaire ben”. Als ze eindelijk aftaaien, vlucht ik snel de supermarkt uit en fiets naar de ver van mijn stageschool gelegen markt.

Ik denk aan de opmerking van een bevriende leerkracht tijdens het diner, dat zij nooit rookt in het bijzijn van haar leerlingen. “Ik moet wel het goede voorbeeld geven.” Opeens besef ik dat je niet alleen leerkracht op school ben, maar ook daarbuiten. Bij het oversteken, rijd ik maar niet door rood. Wie weet ziet één van mijn leerlingen me. En ik wil wel een goed voorbeeld zijn.